Thuis, in ons geliefde vaderland, ben ik de trotse eigenaar van een Landrover. Een echte: een Defender 110 uit 1990, ex-marine, spartaans tot op het bot. Zo maar voor de lol, niet dat ik hem echt nodig heb, hoewel hij als verhuiswagen af en toe heel goed van pas komt. Sinds ik dat ding heb, ben ik een echte Landy-fan. Noem het een hobby, noem het een afwijking, ’t is een gevoel dat zich niet laat omschrijven.
Als ik ergens in een buitenland ben, heb ik altijd de neiging om te tellen hoeveel Landrovers ik tegenkom. Na twee maanden Maleisië staat de teller op … één! Althans op de weg; voor de Landrover-dealer staat er nog een geparkeerd, maar die telt niet. Dus wat Landrover sightings betreft kom ik hier heel wat tekort. Dat geeft me een mooi bruggetje om het over auto’s te hebben, voor veel IT-ers een boeiend onderwerp.
Als je het over Kuala Lumpur hebt, kun je niet om auto’s heen, letterlijk en figuurlijk. De stad is vergeven van de auto’s. En de bijbehorende snelwegen uiteraard, met, ook uiteraard, de onvermijdelijke files. Ieder zichzelf respecterend Maleis gezin heeft een auto, en meestal twee. Als je het je kunt veroorloven, neem je er hier gerust nog eentje bij voor de fun.
Vervolgens doe je echt alles met de auto. Misschien omdat je dan lekker de airco kunt aanzetten, of omdat er nauwelijks voetpaden zijn, of gewoon uit gemak. Alternatieven zijn er niet zoveel. Er is wel openbaar vervoer, bus, metro, trein, (voor zover ik het tot nu toe heb meegemaakt) best goed en erg goedkoop, maar gefragmenteerd, niet op elkaar afgestemd en niet goed dekkend. Fietsen heb ik hier niet gezien, lijkt me ook niet echt gezond in dit verkeer (de gemiddelde Maleise chauffeur heeft een vrij ruime interpretatie van het begrip ‘verkeersregels’). Dus ja, wat moet je dan?
En dan te bedenken dat een liter benzine hier ook 1,80 kost. Maar wel in Ringgit, dus vier keer zo goedkoop als bij ons. Dan kijk je niet op een kilometertje meer of minder.
Wat me opvalt aan het wagenpark in KL zijn een paar dingen. Op de eerste plaats dat de gemiddelde auto best wel van recente datum is, ik schat vaak niet ouder dan een jaar of vijf. Verder het vrijwel ontbreken van kleine autootjes die de laatste jaren bij ons het straatbeeld bepalen: de 500-tjes, de Aygo’s, de Ka’s en zo. De kleinste auto’s die je in KL ziet zijn toch minstens formaat Polo, Yaris, 207, om maar iets te noemen, en meestal nog een slagje groter. Geen crisis dus hier, qua autoverkopen.
Dat komt, denk ik, omdat de gemiddelde Maleisiër zijn status graag toont door middel van zijn auto. Komt bij ons ook wel voor, maar hier is het toch echt prominenter.
Ik zie bijvoorbeeld veel meer dikke, dure auto’s dan in Nederland. Voor het hotel staan Mercedessen en BMW’s (trouwens meer BMW dan Mercedes hier), een Bentley, een paar Cayennes en Panamera’s, of een lekkere Range Rover. Wie hier goed in de slappe was zit, laat dat op die manier duidelijk zien.
De middenklasse rijdt in een buitenlandse auto. De bovenste helft in een Europese, een BMW, Volvo, Volkswagen (Volkswagen is hier een premium merk, dat bijna in één adem wordt genoemd met BMW). Ook grote Toyota’s en Lexussen vallen in deze categorie.
Wie zich dat net niet kan veroorloven, rijdt in een Nissan, Honda of Toyota, over het algemeen van het type sedan. Gek genoeg heel andere modellen dan die ik uit Nederland ken.
Aan de onderkant van de statusladder bungelen zij die in een Maleisisch auto rijden. Maleisië heeft een eigen auto-industrie met verschillende merken waarvan Proton het bekendste is. Op zich aardige auto’s om te zien, vaak uitgefaseerde Japanse modellen. Maar ze hebben een kwalijke reputatie wat kwaliteit betreft. Niemand wil ze eigenlijk hebben, maar om de eigen industrie te steunen heft de regering hoge invoerrechten op buitenlandse auto’s, zodat alleen de wat meer gefortuneerde automobilist het zich kan veroorloven iets anders dan Proton te rijden. Een Proton van het formaat Peugeot 308 kost hier nog geen 10.000 euro, terwijl een echte 308 toch dik 25.000 doet (overigens een prijs waar we in Nederland niet van opkijken, het is eigenlijk meer dat de Maleise auto’s zo goedkoop zijn).
Maar ja, de kwaliteit, hè? Ik zie ze inderdaad regelmatig in de berm staan. En dat lijkt me op een zesbaans snelweg geen pretje, zeker als het de middenberm betreft. Van de andere kant: de taxi’s hier zijn ook vaak Proton’s. Daar zitten juist best wel oude bakjes tussen. Die houden het blijkbaar nog goed vol, dus zo slecht zijn ze nou ook weer niet.
Over taxi’s gesproken: die zijn er hier heel veel. Bijna allemaal Protons, bijna allemaal rood met blauw en bijna allemaal heel betaalbaar. Voor wat je in Nederland aan voorrijkosten betaalt, kun je hier twintig kilometer rijden. Naar het vliegveld, toch een rit van dik vijftig kilometer, betaal ik een euro of vijftien.
En daarbij is de airco vaak een prettige bijkomstigheid. Als ik bijvoorbeeld van het station kom, dan kan ik kiezen uit een gratis wandeling van ruim een kwartier door de klamme hitte (met het risico van een stortbui tussendoor) of een koel taxiritje van vijf minuten voor drie euro. Die keus is gauw gemaakt.
Tja, kun je je zelfs geen Proton veroorloven, dan heb je het slecht getroffen in Kuala Lumpur. Er blijft maar één alternatief over, en dat is de brommer. Nou ja, brommer: het ziet eruit als een zware brommer maar het gedraagt zich als een lichte motorfiets. En ‘gedraagt’ is hier niet echt op zijn plaats: de brommers gedragen zich voornamelijk niet. Hoewel er een paar aparte ‘bromfiets’-paden zijn, rijden ze meestal gewoon tussen de auto’s, ook op de snelweg, met snelheden van 80 kilometer of meer. Zigzaggend van links naar rechts, tussen auto’s door die intussen van rechts naar links zigzaggen. Levensgevaarlijk. Letterlijk: het schijnt dat er hier dagelijks gemiddeld tien motorrijders in het verkeer sneuvelen.
En ikzelf? Ik verplaats me hier voornamelijk met het shuttle-busje van de hotel. Een Toyota, als ik het wel heb, van een type dat je in Nederland niet ziet, met tien zitplaatsen en een chauffeur. Beetje sjofel gevalletje, maar het doet zijn werk goed, door mij iedere ochtend naar mijn werk te brengen en iedere avond naar het hotel, afhankelijk van de verkeerschaos soms in een half uurtje, soms in vijf kwartier (vooral als het hard regent). Ik heb in de afgelopen maanden maar één keer meegemaakt dat hij kapot ging, ’s avonds onderweg om mij op te halen, en toen hebben ze een andere gestuurd (het hotel heeft er twee) waardoor ik ruim een uur voor kantoor heb staan te wachten.
Ach ja, kan gebeuren. Anders had ik misschien in de file staan te wachten …