(Een kortere versie van dit verhaal is eerder gepubliceerd in Polteq Nieuws).
Ik ben alweer bijna twee weken terug in ons koude kikkerlandje, na een klus van drie maanden in Maleisië. Veel mensen vragen mij: ‘Hoe is dat nou, zo’n lange opdracht zo ver weg?’ Mijn standaard antwoord: ‘Leerzaam. En eenzaam.’
Om te beginnen: nee, het is geen vakantie. Het lijkt wel leuk, zo’n opdracht, en dat is het ook, maar het is op de eerste plaats toch gewoon werk. Je gaat ieder morgen op een vaste tijd naar kantoor, brengt daar acht uur of meer door met een stel collega’s om te werken aan iets dat met testen te maken heeft en gaat daarna weer naar ‘huis’. Alleen het begrip ‘huis’ krijgt een wat andere definitie.
Welbeschouwd had de opdracht op zich net zo goed in Nederland kunnen zijn. Ik kreeg te maken met precies dezelfde zaken die in Nederland een opdracht boeiend, uitdagend, lastig maken: een opdrachtgever die niet goed weet wat hij wil, medewerkers die wel iets anders aan hun hoofd hebben dan nadenken over testprocesverbetering, afhankelijkheid van mensen die zich niet aan hun afspraken houden, spanning tussen theorie en praktijk.
Dus ‘leerzaam en eenzaam’ gaat met name over zaken buiten het werk om, cultuur, maatschappij, samenleving.
‘Leerzaam’ is voor mij primair de constatering dat tussen ‘zij’ en ‘wij’ veel meer overeenkomsten zijn dan verschillen.
Maleisië is een land met drie bevolkingsgroepen, die redelijk harmonieus met elkaar samenleven: Maleiers, Chinezen en Indiërs. Of meer, langs elkaar heen leven. Ze respecteren elkaar maar houden ieder vast aan hun eigen identiteit. En dat respecteren is eigenlijk meer tolereren. De Chinezen vinden de Maleiers lui en dom, de Maleiers de Indiërs arrogant en gesloten, en de Indiërs? Ik heb geen idee wat er achter hun vriendelijke glimlach schuil gaat.
Natuurlijk zijn er verschillen. Arbeid is in Maleisië (nog) erg goedkoop, waardoor er veel meer persoonlijke dienstverlening kan bestaan. Zo heeft mijn collega testmanager Su, net als vele anderen, een fultime, inwonende huishoudster in dienst, een fenomeen dat in Nederland toch al meer dan een halve eeuw is uitgestorven. Familiebanden zijn erg hecht; Su onderhoudt al vijftien jaar haar gepensioneerde ouders en haar schoonvader woont bij haar in.
Maar als je door die verschillen heenkijkt, zijn het allemaal gewone mensen, die bezig zijn met gewone dagelijkse dingetjes, net als in Nederland: de opvoeding van de kinderen, de relatie met ouders en vrienden, de huizenprijzen, de balans tussen werk en privé, een nieuwe auto, de komende vakantie, de nieuwe maatregelen van de regering.
Ik ervaar dat als verrijkend.
Die constatering van overeenkomsten zie ik als een remedie tegen enige (onterechte) superioriteitsgedachte die wij Westerlingen zouden kunnen koesteren.
‘Eenzaam’ slaat op het bestaan buiten het werk. Ben je terug in je hotel, dan sta je er echt helemaal alleen voor. Ik had vooraf gedacht, dat ik, door ’s avonds wat aan de bar te hangen, wel snel een paar contacten zou opdoen. Maar dat viel tegen. De meeste gasten in een hotel zijn er maar voor een paar dagen, niet net als ik voor maanden. Dus degene met wie je een keer een leuk praatje maakt, is de volgende week weer vertrokken. Bovendien was ik ’s avond ronduit moe, dus die bar kon me al snel gestolen worden.
De laatste maand was er een collega in hetzelfde hotel gevestigd. Daar zat ik iedere dag twee uur mee in het shuttle-busje naar en van kantoor, dus we werden al snel vriendjes, ook buiten werktijd. Dat was dan wel weer leerzaam, want Karel was een Tsjech en kon boeiend vertellen over zijn jeugd onder het communistische regime en de overgang naar de vrijheid (zoals hij dat noemde) die hij heel bewust heeft meegemaakt.
Wat me, vooral achteraf, opvalt is het absoluut ontbreken van lichamelijk contact. En dan doel ik niet op de meer private vormen, maar gewoon simpel een schouderklopje, een aai over de bol, een arm om je heen. Dat doe je niet bij vreemden en zij niet bij jou. Zeker niet in een overwegend Islamitisch land, waar wetten bestaan die khalwat (ongepaste nabijheid) voor moslims strafbaar stellen.
Tot mijn stomme verbazing is het in de (zwaar Islamitische) staat Kelantan in het noorden van Maleisië verboden dat een vrouwelijke kapster een mannelijke klant knipt. En dat vinden ze heel normaal, voor wat moslims betreft, maar de kranten staan er vol mee nu de wet ook wordt toegepast op Chinese kapsalons.
‘Hoe overleef je zo’n opdracht in het buitenland?’
Om die vraag te beantwoorden zou je wat mij betreft beide aspecten, leerzaam en eenzaam, moeten meenemen.
Op de eerste plaats: geniet ervan, leer ervan. Zoek dingen op, die jouw kijk op de wereld verbreden. Qua eten bijvoorbeeld: ga niet naar een pizzeria (tenzij je in Italië bent) of naar McDonald’s, maar kies lokale gerechten. Sommige zul je lekker vinden, andere misschien niet; je hebt het in ieder geval geprobeerd.
Maak volop gebruik van de weekenden en hang dan niet de toerist uit, maar loop gewoon eens wat rond door de buurt, kijk eens hoe de mensen leven. Aan de andere kant: een keertje een paar dagen vrij nemen en een lokale reis maken geeft je de kans om ergens te komen waar je anders misschien nooit op vakantie zou gaan. Als het meezit, kunnen je collega’s de beste reisgids zijn.
Kijk naar de verschillen en de overeenkomsten, met een neutrale, waardevrije, onbevooroordeelde blik. Deel de wereld niet in in ‘wij’ en ‘zij’ en besef dat aan ieder land, aan iedere maatschappij ‘goede’ en ‘kwade’ kanten zitten, die samen één geheel vormen.
Wat betreft eenzaam: besef dat je de meeste contacten opdoet op je werk en investeer daarin. Ga tussen de middag lunchen met je collega’s, trakteer na het werk op een pilsje (niet in een islamitisch land als Maleisië natuurlijk), toon belangstelling en vraag hen naar wetenswaardigheden over hun land. Kijk vooral uit naar lokale contacten op de werkvloer; trek niet ieder dag op met de – wellicht Westerse – manager die je heeft ingehuurd.
In ruil daarvoor zullen je collega’s interesse tonen in jouw bestaan, in de Nederlandse maatschappij. Ik had veel succes met gewone foto’s van Nederland, mijn vrouw, ons huis, de tuin, de straat. Dat er in Nederland bollenvelden en molens zijn hoef je ze niet te vertellen; hoe wij ons dagelijks leven leven wel. Het is ook handig om wat kleine, typisch Hollandse cadeautjes bij je te hebben. Ik scoorde bijvoorbeeld goed met een Gouds kaasje en een kaasschaaf met een Delfts blauw handvat.
Nog één tip om een langdurige klus in het buitenland draaglijk te houden: stel de keiharde eis dat je in je hotel de beschikking hebt over internet. Ik heb gedurende mijn hele verblijf zowat ieder dag via Skype even contact gehad met het thuisfront; dat zou ik voor geen goud hebben willen missen. Even bijpraten, even de post doornemen, even vertrouwd zijn met familie en vrienden. Dan merk je: de wereld is echt één groot dorp. En dan ben je dankbaar dat je die wereld van verschillende kanten mag bekijken.