’t Begin van april was wat merkwaardig. Ik moest op 1 april (geen grapje) een cursus gebruikersacceptatietesten geven in Amstelveen. Dat is normaliter twintig minuten rijden van huis. Maar ik had er al eerder cursus gegeven. Toen was ik lelijk in de file gekomen en dus te laat. Terwijl er op dat stuk eigenlijk nooit file staat. Maar goed, dat zou me niet weer overkomen: ik ging een half uur eerder van huis. Ik draaide bij Breukelen de snelweg op en … boem! Muurvast. 🙁
Er was bij Ouderamstel een ernstig ongeluk met een motorrijder gebeurd en vanaf Maarssen tot Amsterdam stond alles over vijfbanen compleet stil. Daar sta je dan: te balen. Mijn half uurtje extra speling smolt weg als sneeuw voor de zon. Ik belde naar kantoor om te vragen of ze de cursisten wilden informeren over mijn vertraagde aankomst. Ik had de hoorn nog niet neergelegd (figuurlijk dan, mijn iPhone heeft geen hoorn) of alles begon weer te rijden. Ik was tien minuten voor aanvang op mijn bestemming. Stapte mijn auto uit en pakte mijn laptop. Althans, dat was de bedoeling. Maar de achterbank was leeg. Ik had mijn laptoptas thuis in de gang laten staan. Dat geeft lastig cursus, zonder PC, zonder sheets. Nu had ik kunnen omkeren en de laptop alsnog gaan ophalen; ik had immers al laten weten dat ik later zou zijn. Maar dat zou minstens drie kwartier vertraging opleveren en dat vond ik toch echt te gortig.
De cloud bracht de oplossing. Al mijn cursussheets staan op mijn Google drive en daar kan ik overal ter wereld bij. Ik wist dat er in hun cursuslokaal een hele batterij aan laptops staat, dus hardware was ook geen probleem. Alleen nog even via hun helpdesk toegang tot internet geregeld en exact op tijd begon mijn cursus Acceptatietesten; leuke groep, de hele dag business as usual.
Maar 1 april was nog niet afgelopen. Ik liep bij thuiskomst even door de tuin en zag in de stuiken een merkwaardig gekleurd vogeltje zitten. Ik kwam dichterbij om het te bekijken en het bleef zowaar zitten. Sterker nog, toe ik er mijn vinger voorhield ging ie daarop zitten. Het bleek een Agapornis te zijn, een dwergpapegaai, en die horen thuis in Oost Afrika. Maar deze was duidelijk ontsnapt uit een kooi in de buurt. Het beestje was uitgehongerd en bleef vastberaden op mijn vinger zitten: ‘Ik ga niet weg voordat ik wat te eten heb gehad’. Nu had ik nog wat overgeschoten konijnenvoer staan. Daar zit heel wat zaad in dat ook Agapornisjes niet versmaden.
Ja, wat moet je dan met een ontsnapte papegaai? Weer buitenzetten vond ik niet erg diervriendelijk. Om met een kat in huis een vogel als extra huisdier te nemen leek me ook niet erg kansrijk. Dus het beestje werd veilig opgesloten in de kas. Diezelfde avond nog heb ik een tweet uitgestuurd. Toen bleek de kracht van Twitter: na wat retweets uit onverwachte hoek kreeg ik de volgende ochtend al voor twaalven een tweet van de rechtmatige eigenaar, met de vraag waar zij het beestje die avond kon komen ophalen. Heel schattig trouwens: het beestje zat rustig te knabbelen aan wat zonnepitten (blijkbaar een lievelingsmaal voor Agapornissen) en toen ie door het glas zijn bazin zag aankomen begon hij helemaal druk en blij heen en weer te fladderen.
Dat allemaal in de eerste twee dagen van April. As ik zo doorga, mag ik wel wat Gigabytes extra schijfruimte aanvragen. Snel maar verder dus.
Deze maand weer veel IREB: vaak cursus gegeven in Arnhem en verder de vertaling van de examenvragen voortgezet. Dat laatste is een gezamenlijk initiatief van een aantal Nederlandse training providers; het doet me deugd te zien hoe gemoedelijk concurrenten op vakinhoudelijk gebied kunnen samenwerken. Op de foto concullega Jan Jaap Cannegieter, die bij Polteq op kantoor samen met mij de final review doet van de vragen van het proefexamen. We noemen het ‘pair reviewing’ en dat wordt de nieuwe trend, mark my words.
Ook de rest van de maand veel cursus gegeven. Je kunt merken dat Nederland uit de recessie komt, want we krijgen het steeds drukker. Ik ben een dagje naar Zwolle geweest ter voorbereiding van de cursus voor de vrachtwagenfabrikant, waarvan ik de vorige maand al melding maakte. Weer heb ik een rondleiding langs alle productiefaciliteiten gehad en weer was ik danig onder de indruk van hun kwaliteits- en procesbeheersing. Stel je voor: ze maken daar onder andere bouwpakketten van vrachtwagens, die lokaal, bijvoorbeeld in Iran, in elkaar worden gezet. Dan moet alles wel kloppen: hier een boutje vergeten in te pakken betekent dat daar de hele vrachtwagen langs de kant blijft staan. Dan denk je misschien: ‘Ja, dat is massaproductie, dus dan kun je ook veel meer bereiken met kwaliteitsborging.’ Als ze je vervolgens vertellen dat de gemiddelde grootte van een productiebatch iets meer dan één is, dan moet je ook dat idee overboord zetten: bijna elke vrachtwagen is een uniek, eenmalig gebouwd exemplaar qua chassis, motor, uitrusting, kleur, cabine, et cetera. Je kunt je voorstellen dat IT daarbij een geweldige succesfactor is. En het testen van die IT dus ook 🙂
De maand eindigde rustig, met een muzikale Pasen (Matthäus Passion in Bilthoven beluisterd, op Goede Vrijdag naar Den Haag, waar mijn vrouw meezong in een viering) en de laatste week vakantie. Die vakantie begon met een mooi moment: de eerste keer dat we zelfstandig met onze nieuwe boot het water op gingen. Met windkracht één à twee was het natuurlijk geen geweldig zeilweer, maar precies goed voor ons beginnelingen. En dan is het toch wel heel spannend bij de Hollandse brug (‘Kunnen we daar wel onderdoor?’) en dan het Markermeer bezeilen tot bijna aan Marken. Geweldig, dat smaakt naar meer. Helaas was het weer wat teleurstellend, dus we hebben minder tijd op het water doorgebracht dan we hadden gehoopt, maar ach, dat water ligt er volgende maand ook nog wel.