Ziek

Ik ben ziek. Niks ernstigs, hoor, gewoon een flinke verkoudheid. Maar baal ik er evengoed stevig van. Ik heb het zwaar te pakken: het volledige pretpakket met branderige ogen, loopneus, keelpijn, hees, niezen, hoesten, beetje koorts.

Ik had eigenlijk wel verwacht, dat ik hier in Maleisië een griepje of zo zou oplopen. Het is misschien medisch gezien onzin, maar ik dacht dat ze hier waarschijnlijk andere virussen in omloop hebben dan thuis, virussen waartegen ik geen weerstand heb opgebouwd. En ‘ze’ zeggen altijd, dat steeds weer in en uit de airco lopen ook extra risico’s met zich meebrengt.

Dus ik heb me echt heel netjes gedragen: de hele dag door handjes gewassen, bergen fruit (vitamine C!) gegeten, voorzichtig geweest met temperatuurwisselingen. Over dat laatste gesproken: wat mij betreft zou de airco hier best een tandje lager mogen. Soms kom je ergens binnen en dan is het gewoon regelrecht koud. Nu ik mijn collega’s hier de laatste dagen actuele foto’s kan laten zien van besneeuwde Hollandse landschappen, roepen ze allemaal om het hardst, dat hen dat toch zo lekker lijkt, kou! Als ik ze uitleg dat kou snel gaat vervelen, dan kijken ze me ongelovig aan: het is toch heerlijk om verlost te zijn van die alles doordringende klamme warmte? Ook het begrip ‘centrale verwarming’ heb ik goed moeten uitleggen voor het kwartje viel.
’t Kan verkeren, denk ik dan maar. 

Enfin, ik had best kunnen begrijpen, dat ik hier verkouden zou worden, maar niet nu ik hier al meer dan twee maanden ben. Ik dacht dat ik onderhand toch wel alle plaatselijke virussen zou hebben zien langskomen en ze allemaal de baas zou zijn geweest.
Niet dus. Typisch gevalletje van overmoed, lijkt me. Een of ander geniepig virusje heeft gewoon op de loer gelegen en toegeslagen op een moment dat ik me onkwetsbaar waande. Twee weken voor ik naar huis ga! Niet eerlijk …
Eigenlijk had ik het gisteren al, erger nog dan vandaag. Ik had er wellicht beter aan gedaan om in mijn bed te blijven, dan ben je naar mijn idee het snelst ervan af. Maar ik moest een presentatie houden voor een wereldwijd publiek. Zo iets zeg je niet af voor een verkoudheid, hoewel mijn stem een onzekere factor was. Uiteindelijk viel het allemaal wel mee: beetje hees, tussendoor af en toe een nies- en hoestpauze. Ik heb mijn verhaal gewoon gehouden; adrenaline is blijkbaar goed in staat om verkoudheid te onderdrukken.

’t Was wel weer een aparte, nieuwe ervaring. Het bedrijf waarvoor ik deze opdracht doe, heeft vestigingen over de hele wereld, met een hoofdkantoor in Bonn en een datacentrum in Praag. Ze organiseren regelmatig kennis-sessies, waar iemand een onderwerp behandelt dat ze wereldwijd van belang achten. Dan mag je een Powerpoint presentatie houden, die via internet (Cisco Webex) en conference call over de hele wereld te volgen is.

Mij was de eer te beurt gevallen om onze teststrategie toe te lichten. Heel gek: je zit in een vrijwel leeg (er was een handjevol echte supporters komen opdagen, want ze kennen het verhaal hier natuurlijk allang) zaaltje een presentatie te houden voor tientallen deelnemers over de hele wereld, die je niet kent, ziet of hoort, maar ze zijn er wel. Nou ja, waarschijnlijk niet over de hele wereld, want op de tijd dat ik mijn presentatie hield lagen ze in Amerika allemaal op één oor. De meeste toehoorders zullen wel uit Europa en Azië gekomen zijn.

Ik zat goed in mijn verhaal, dus het liep allemaal op rolletjes. Alleen met de vragen had ik wat moeite, niet om ze te beantwoorden maar wel om ze te verstaan. Nou spreek ik zelf vloeiend steenkolen-Engels, maar de geachte vraagstellers hadden blijkbaar een ander soort steenkolen gedolven. Engels met een zwaar Tsjechisch accent over een matige lijn aanhoren is een hele opgave. Ik heb me eruit gered, door steeds eerst de vraag samen te vatten, zoals ik hem had gereconstrueerd uit de losse flarden die tot mijn bewustzijn wisten door te dringen. Dan begon ik onmiddellijk aan mijn antwoord, vóórdat de vraagsteller kon opmerken dat hij eigenlijk wat anders bedoelde. Ook weer gek trouwens: je heb geen idee wie de vraag stelt, dus je gooit het antwoord maar gewoon de wijde wereld in; iemand aankijken of zo is er niet bij. Daarna vroeg ik steeds: ‘Is dat een voldoende antwoord op uw vraag?’. Reken maar dat geen hond ‘Nee’ durft te zeggen …
Of misschien had ik de vraag wel goed begrepen en het juiste antwoord gegeven, dat kan natuurlijk ook 🙂

Na afloop was de adrenaline snel uitgewerkt en voelde ik me weer knap beroerd. Het duurde nog een uur eer het shuttle-busje kwam, dus in die tijd heb ik gewoon wezenloos naar mijn scherm zitten staren. In het hotel snel een pizza’tje gescoord en toen met een borrel onder de (figuurlijke) wol. Slecht geslapen, dat hoort erbij.
Vandaag gaat het een stukje beter, voel me op z’n minst minder koortsig. ’t Is zaterdag dus ik doe vandaag helemaal niks, beetje op mijn hotelkamer hangen en wat internetten. Morgen nog kalm aan doen, en dan hoop ik maandag weer fris en fruitig aan de slag te gaan, want mijn agenda voor die dag is redelijk volgeboekt.
Beetje jammer van het weekend, maar aanstaande dinsdag is een van de vele Maleisische public holidays, dus ik kan de schade hopelijk inhalen. Ik heb namelijk nog een tripje naar Crab Island op mijn verlanglijstje staan …

Training

Ter geruststelling: dit stukje gaat niet over voetbaltraining. Ik heb het over een ander soort training, de training die ik afgelopen week hier in KL heb gegeven: ISTQB Foundation. Niet inhoudelijk over de cursus natuurlijk; wie daarin is geïnteresseerd gelieve zijn email-adres achter te laten, dan stuur ik met plezier een accountmanager langs.

Een ISTQB training hier in Maleisië: de stof is hetzelfde, de mensen zijn anders. En uiteindelijk toch weer hetzelfde …

Het was op de eerste plaats een redelijke crime om de cursus ingepland te krijgen. Al zegt iedereen dat ze het heel belangrijk vinden dat er beter getest wordt, dat wil nog niet zeggen dat ze tijd kunnen vrijmaken voor drie dagen cursus. Er is altijd wel weer iets belangrijkers, een project dat live gaat, een van de vele Maleise public holidays. Ik had in eerste instantie gepland om twee keer een driedaagse cursus te geven. Dat zat er dus niet in. Mensen drie dagen lang uit hun project halen, geen denken aan. Dezelfde cursus in halve dagen opsplitsen, dat viel al een stuk beter. Dan konden ze ervoor of erna de gemiste tijd inhalen. Uiteindelijk werden het vijf halve dagen, daar moest ik het maar mee doen.

Het bijeenharken van de kandidaten had ook heel wat voeten in aarde. Omdat mijn tarief al door het project wordt betaald, hoefden de afdelingen niets voor de deelname van hun mensen te betalen, behalve het externe examengeld. Een buitenkansje, zou je zeggen. Ik had aangegeven, dat ik niet meer dan twaalf cursisten in één groep wilde, dus ik verwachtte dat het dringen zou worden. Maar nee, het werd trekken en duwen, voordat de manager van de afdeling uiteindelijk met zes namen aankwam. Meer konden er echt niet worden vrijgemaakt. Dat vond HR wel een beetje erg weinig, die waren erop gebrand dit buitenkansje aan te grijpen. Ik denk dat ze worden afgerekend op het aantal in een jaar opgeleide medewerkers.
Er bleek nog ergens een oud lijstje geïnteresseerden te circuleren bij het Center of Excellence, andere afdelingen  werden benaderd, de cursus werd op intranet gezet. Uiteindelijk werden het er veertien, nog net binnen de meetfout van mijn bovengrens 🙂
Daarvan vielen er in de laatste week nog twee af, maar gelukkig zorgden ze zelf voor een vervanger, dus ik ging het avontuur aan met veertien testers in spe. Dat is te zeggen, er waren twee projectleiders bij, die gewoon wat meer van testen wilden weten, en twee van de afdeling Operations, die de testomgeving in de lucht moeten houden.

Wat ik al eerder geschreven heb: ze hebben hier een wat ander tijdbegrip. Ik begon iedere dag keurig om één uur, en dan mocht ik blij zijn dat er twee of drie kandidaten waren komen opdagen. Eer iedereen binnen was, was het meestal toch wel kwart over een. En dat vindt iedereen heel normaal. Je zou denken dat de andere cursisten het vervelend vinden dat de cursus niet kan starten omdat nog niet iedereen aanwezig is, maar nee, daar merkt je niets van.
Dat komt voornamelijk door een andere gewoonte, waar ik maar niet aan kan wennen: iedereen brengt zijn eigen laptop mee, en zet die, werkend en wel, voor zijn neus. Dus als de cursus wat later begint, gaan degenen die wel op tijd waren in de tussentijd door met hun werk. En denk maar niet dat de laptops dicht gaan als ik uiteindelijk van start ga. OK, regulier werk wordt gestopt, maar als er tussendoor een mailtje of een Communicator-berichtje binnenkomt, dan ben ik de persoon in kwestie toch echt even kwijt. Soms zelfs letterlijk: dan stormt iemand ineens met een gemompeld excuus de zaal uit omdat er een belangrijk probleem moet worden opgelost. Ook dat is blijkbaar normaal.

Wat niet normaal is, is vragen, zowel vragen stellen als vragen beantwoorden.
Zelf vragen stellen doen ze blijkbaar uit principe niet. Misschien vinden ze dat onbeleefd naar de docent toe. Op één na, maar dat was dan ook een Indiër. Helaas geprogrammeerd in een totaal andere versie van het Engels, dus meestal moest ie de vraag drie maal herhalen voordat ik hem begreep.
Als ik zelf een vraag stel – dat doe ik tijdens een cursus nog wel eens – dan blijft het vaak oorverdovend stil. Zo pijnlijk stil, dat ik tenslotte dan maar zelf het antwoord geef. Als ik vraag ‘Zijn er nog vragen?’ Stilte … Als ik vraag ‘Wie wil deze opgave even op het bord voordoen?’ Stilte … Als ik vervolgens een vrijwilliger aanwijs, kijkt het slachtoffer me verwijtend aan met een blik van ‘Waarom ik? Er zijn nog dertien anderen.’ En maakt vervolgens de opgave moeiteloos en correct op het bord. Als ik vraag ‘Wat vinden jullie tot nu toe van de cursus? Moeilijk, makkelijk? Tempo te laag, te hoog? Saai, interessant?’, dan krijg ik wat vage omtrekkende bewegingen waar ik ook niks wijzer van word; eindconclusie ‘Het gaat goed zo, hoeft niet anders.’ En de vraag ‘Waarom doe je deze cursus?’ levert allerlei variaties op het thema ‘Ik ben ook maar gestuurd door mijn baas.’

Opgaven maken, daarentegen, gaat ze goed af. Dat leidt meestal tot een levendige discussie, waar ik als docent zorgvuldig word buitengehouden.
Dat is niet zo moeilijk, ze schakelen gewoon over op Manderin (Chinezen onder elkaar) of Maleis. De gemiddelde Maleisiër is immers op zijn minst drietalig. En ik ‘versta’ er maar één van, (M)engels.

Met al deze hindernissen zou je wellicht denken dat niks wordt, met deze cursus. Niets is minder waar. Ik heb zelden een groep gehad die zo’n goede tussenresultaten had. In ons curriculum zitten drie eigen proefexamens en aan het eind een officieel ISTQB oefenexamen. Bij de proefexamens zaten ze steevast allemaal boven de grenswaarde van 60% goed. Bij het oefenexamen waren er twaalf die 26 of meer van de 40 vragen goed hadden. Geslaagd dus, als dit het echte examen was geweest. Er was er een bij die 36 vragen goed had; dat zie ik in Nederland toch maar weinig. De twee die net iets tekort kwamen, hadden dat niet bij begripsvragen maar bij leervragen. Dus als ze dit weekend de syllabus goed onder hun kussen leggen dan komen ze er ook wel. Want aan motivatie geen gebrek. Een diploma wordt hier echt gezien als een garantie voor een bonus en een volgende carrièrestap.

Komende dinsdag is het examen. Morgenochtend hou ik spreekuur voor last-minute vragen en dan zijn ze er wat mij betreft klaar voor. Ik ga voor de 100%! Ik vrees alleen dat ik allang weer in Nederland bent voordat ISTQB erin slaagt om de uitslag bekend te maken. Dus het feestje zal ik wel niet meer meemaken. Althans niet fysiek.